Peñíscola: Een Geschiedenis

Prehistorie

De Costa del Azahar biedt verscheidene prehistorische sites met muurschilderingen, die dateren van 7000 tot 3500 v.C. De belangrijkste bevinden zich in de regio van El Maestrazgo, waar zich de grotten van de vallei van La Valltorta bevinden, rond Tírig.

Oudheid

Doorheen de geschiedenis zou de onoverkomelijk gewaande citadel van Peñíscola talloze malen worden ingenomen.

Iberiërs (Vóór 700 v.C. en daarna)

Er bestaat voldoende archeologisch bewijs dat inheemse volkeren de versterkte haven reeds bewoonden vóór 700 v.C., de zogenaamde Iberiërs.

Feniciërs (ca. 800-600 v.C.)

De Feniciërs (ca. 3000-539 v.C.), uit het oosten van het Middellandse Zeegebied, controleerden verscheidene havens rond de hele Middellandse Zee. Ze vestigden zich in de haven van Peñíscola rond de 7de -6de eeuw v.C. (Het alfabet van de Feniciërs werd de basis voor het Griekse alfabet).

Grieken (ca. 600-237 v.C.)

Kort nadat de Feniciërs zich in Peñíscola hadden gevestigd, werd the stad gekoloniseerd door de Grieken. Tijdens de Griekse periode werden de eerste geschreven bronnen geproduceerd, tussen de 6de en 1ste eeuw v.C. Verschillende auteurs, waaronder de meest gekende, Strabo (64 of 63 v.C. – 24 n.C.), beschreven de stad die de Grieken Chersónesos (Χερσόνησος) noemden, wat schiereiland betekent.  

Hannibal en de Carthagers (ca. 237-217 v.C.)

De Carthagers waren afkomstig uit Carthago, een voorstad van het huidige Carthago in Tunesië. In de tweede helft van de 3de eeuw v.C. was het Carthaagse Rijk (ca. 8ste eeuw v.C.- 146 v.C.) in volle expansie. Het veroverde grote delen van het Iberisch schiereiland, inclusief Peñíscola. De Romeinen noemden de Carthagers Poeni, een afleiding van het woord Phoenikes (Feniciërs), waarvan het woord Punisch afgeleid.  

Carthago was oorspronkelijk een haven gevestigd door de Feniciërs. De Carthagers spraken net als de Feniciërs een semitische taal (zoals het Arabisch of Hebreeuws).  

De Carthagers zouden voortduren oppositie voeren tegen Rome, vanaf het midden van de 3de eeuw v.C., tijdens de zogenaamde Punische oorlogen. Deze oorlogen zouden eindigen in een verpletterende nederlaag voor Carthago tegen Rome en de expansie van de Romeinse controle in het Middellandse Zeegebied. Toen Carthago uiteindelijk viel in 146 v.C., werd de stad geplunderd en platgebrand.  

Wel had Carthago had één van de grootste militaire leiders uit de wereldgeschiedenis in haar rangen, Hannibal Barkas (247 – ca. 183-181 v.C.). Hij leidde de Carthaagse troepen in de Tweede Punische oorlog (218-201 v.C.).

Hannibal werd als kind naar Spanje gebracht door zijn vader, die Hannibal eeuwige vijandigheid t.o.v. Rome liet zweren. Zijn leven zou er één worden van een bijna onophoudelijke strijd tegen Rome.    

In Spanje groeide hij al snel uit tot een succesvol generaal. Hij werd benoemd tot opperbevelhebber toen hij 26 was, consolideerde de Punische greep op Spanje en veroverde heel wat Spaanse gebieden. Hij trouwde met een Spaanse prinses, Imilce. In 221 maakte hij van de haven van Kart-hadasht zijn uitvalsbasis (het huidige Cartagena, een 20-tal km ten zuiden van de Valenciaanse gemeenschap).

De verovering van Saguntum (aan de huidige Costa del Azahar) in 219 v.C. leidde tot de Tweede Punische oorlog, verklaard door Rome. Aan Carhaagse zijde werd deze geheel door Hannibal geleid. Hij trof de nodige voorbereidingen om de oorlog naar Italië te brengen.

Hij vertrok vanuit Cartagena met een leger van ca. 90,000 soldaten – alsook 37 olifanten. Hij doorkruiste de huidige Costa del Azahar en trok verder van Iberië naar Italië over de Pyreneeën en de Alpen. Hij won verschillende veldslagen in Italië, maar belegerde Rome zelf niet.

Na 16 jaar te hebben doorgebracht in Zuid-Italië, keerde hij terug naar Carthago in Noord-Afrika, waar de Romeinen nu een acute bedreiging vormden. Hij werd uiteindelijk verslagen in de Slag bij Zama (202 v.C.), in het huidige Tunesië. Dit was de laatste en beslissende veldslag van de Tweede Punische Oorlog en maakte een einde aan Carthago’s kansen om verder nog een ernstige bedreiging te vormen voor Rome.

Romeinen (217 v.C. – eerste helft 5th eeuw n.C.)

De Romeinen hadden de intentie op eigen initiatief de oorlog in Spanje te voeren. Ze werden er echter toe gedwongen dit defensief te doen om te vermijden dat Carthaagse versterking Hannibal konden bereiken, na zijn snelle veroveringen in Italië.

Tegen 217 v.C. hadden ze reeds Peñíscola veroverd, een jaar nadat Hannibal naar Rome afreisde. De Romeinen vertaalden de Griekse naam van de stad: (paene + insula, “bijna + eiland”). Dit leidde tot de huidige naam van de stad: Peñíscola.

Middeleeuwen

Visigoten (eerste helft 5de eeuw – ca. 718)

De Romeinse overheersing in Spanje en elders in het Westelijke Rijk, werd in de loop van de 5de eeuw ondermijnd door de migraties van Germaanse stammen.

De Visigoten arriveerden in de Romeinse provincie Hispania in 415. Ze breidden hun invloed geleidelijk uit binnen het Iberisch schiereiland, verhuisden hun hoofdstad van Toulouse naar Toledo en veroverden vrijwel geheel huidig Spanje. Ze zouden het beheersen tot de vroege 8ste eeuw.

Er was namelijk een nieuwe grootmacht op komst, als uit het niets gerezen in de Arabische woestijn.

Moslims (c. 718-1233)

Een eeuw na de dood van Muhammad hadden de moslims een rijk uitgebouwd, dat zich uitstrekte van de Chinese grens in het oosten tot het zuiden van Frankrijk.

De moslims gingen aan wal in Calpe (Gibraltar) in 711. Ze overrompelden Spanje en ondervonden weinig weerstand van de leiderloze Visigoten. Tegen 718 controleerden de moslims vrijwel het hele Iberisch schiereiland.

Peñíscola zou van 718 tot 1233 onder islamitische controle leven. Arabische geografen noemden de stad Banaskula of Baniskula. Het kasteel situeerde zich gedurende de islamitische periode min of meer op de grens met christelijke mogendheden. Het werd de uitvalsbasis van waaruit de Moren kustplaatsen plunderden en invallen in Catalonië ondernamen.

Jaime I en het Koninkrijk van Aragon (1233-1479)

Jacobus I van Aragon (1208-1276), gekend als Jaime El Conquistador (Jacobus de Veroveraar), de meest illustere koning van Aragon (r. 1213–76), is een van de belangrijkste figuren in de geschiedenis van Peñíscola en van de Costa del Azahar.

In 1227 begon hij aan zijn grote (en succesvolle) campagnes tegen de islamitische heersers met het doel het koninkrijk van Valencia te heroveren. In 1233 nam hij het kasteel van Peñíscola in.

De Tempeliers (De Tempelorde)

Jaime schonk het kasteel van Peñíscola aan de Tempeliers, die hem in bescherming hadden genomen en hadden opgeleid als kind. Het huidige kasteel van de Tempelorde werd gebouwd tussen 1294 en 1307 op de overblijfselen van de Arabische citadel.

Het typische kruis van de Tempelorde is nog steeds zichtbaar, o.a. boven de ingang van het kasteel.

Intermezzo: Pontificaal Peñíscola en Papa Luna

In het begin van de 14de eeuw werd de legitimiteit van het pontificaat in Rome in strijd getrokken, omwille van een politiek, eerder dan een theologisch conflict. Avignon werd in 1309 een tweede pontificale stad met zogenaamde tegenpausen.

In 1376 keerde paus Gregorius XI terug van Avignon naar Rome. Kort daarna, in 1378, stierf hij. De kardinalen verkozen de Italiaan Urbanus VI. Een deel van het kardinaalscollege vocht de verkiezing van Urbanus VI aan en benoemde in hetzelfde jaar Clemens VII, die zich in Avignon vestigde.

Dit betekende het begin van het Groot Westers Schisma in de rooms-katholieke Kerk (1378-1417). Pedro de Luna werd in 1394 tot paus verkozen door de kardinalen die Avignon steunden. De voorwaarde was dat hij zou aftreden als dit een einde zou maken aan de verdeeldheid binnen de kerk.

Hij weigerde dit later te doen, toen de Franse prinsen die hem hadden gesteund, hem verzochten zijn ambt neer te leggen. Achttien van zijn 23 kardinalen lieten hem in de steek en het pauselijk paleis in Avignon werd belegerd door de Fransen (1398).

In 1403 vluchtte Benedictus van het paleis naar de Provence, verzamelde zijn kardinalen en herwon opnieuw de steun van Frankrijk. De Fransen verklaarden zich in 1408 echter neutraal tijdens het conflict.  

In 1409 trachtte een aantal kardinalen tijdens het Concilie van Pisa het Westers Schisma te beëindigen door beide regerende pausen van het moment, Gregorius XII (Rome) en Benedictus XIII (Avignon), af te zetten en een nieuwe paus te benoemen, Alexander V. Beide afgezette pausen weigerden hun ambt neer te leggen, met als resultaat dat er nu drie pausen waren die zichzelf als rechtmatige paus beschouwden: Gregorius XII, Benedictus XIII en Alexander V.

Benedictus kon nog steeds op de steun van enkele staten rekenen, maar hij diende zijn toevlucht te zoeken in het kasteel van Peñíscola in 1415. Hetzelfde jaar werd Benedictus door het Concilie van Konstanz afgezet dat in 1417 Martinus V verkoos, die algemeen aanvaard werd.

Dit maakte officieel een einde aan het Groot Westers Schisma.

Benedictus verloor alle politieke steun, met uitzondering van die van Armagnac (Frankrijk) en van Schotland.

Hij weigerde zich aan Martinus V te onderwerpen en hield tot het einde van zijn leven vol dat hij de rechtmatige paus was. Nog in 1422, benoemde hij 4 kardinalen.

Peñíscola pakt er dus graag mee uit een pauselijke stad te zijn, naast Rome en Avignon, sinds Benedictus XIII er zijn intrek nam (1415-1423).

Na de pontificale periode, werd Peñíscola opnieuw één van de steden binnen het koninkrijk van Valencia, waarvan de vorming was begonnen met de veroveringen van Jaime El Conquistador in de 13de eeuw.

Vroegmoderne, Moderne en Hedendaagse Geschiedenis

Dynastieke Eenheid: Ferdinand and Isabella (1479-1516)

In 1479 werden de kronen van de Christelijke koninkrijken van Castillië (ruwweg westelijk Spanje) en Aragon (ruwweg oostelijk Spanje) verenigd door het huwelijk van Isabella I van Castillië (1451-1504) en Ferdinand II van Aragon (1452-1516; vanaf 1474 gekend als Ferdinand V van Castillië).

Ze huwden in 1469 en regeerden gezamenlijk over de koninkrijken van Castillië en Aragon. Hun monarchie werd de tweede machtigste in Europa, na die van de Valois in Frankrijk.

De Habsburgers (1516-1700)

Ferdinand stierf in 1516. De kronen van de Spaanse koninkrijken vielen toe aan zijn kleinzoon, Karel I (1516-1556). Karel was de heerser van de Nederlanden en erfgenaam van de Habsburgse gebieden in Oostenrijk en zuidelijk Duitsland. Deze nieuwe unie was in Spanje niet gepland en werd aanvankelijk slecht onthaald. In 1519 werd Karel verkozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk, als Karel V (Carlos I de España y Carlos V del Sacro Imperio Romano Germánico). De Habsburgse overheersing duurde van 1516-1700.

Keizer Karel had al snel te kampen met de opstand van de “Broederschappen” (Rebelión de las Germanías, 1519–1523). Het kasteel van Peñíscola werd het toevluchtsoord van de vicekoning. De rebellie was een revolte van gildes van ambachtslui (Germanías, (hermano = broeder)) tegen het beleid van Keizer Karel in Valencia.

Onder Ottomaanse druk en onophoudelijke piraterij, werd het kasteel van Peñíscola zwaar versterkt met de Renaissancemuren. Deze werden voltooid in 1578.

De Habsburgers zouden Spanje en Europa politiek en militair overheersen gedurende het grootste deel van de 16de en 17de eeuw. Hun invloed begon geleidelijk te verzwakken in de tweede helft van de 17de eeuw, onder de laatste Habsburgse koningen.

De Bourbondynastie (1700-1808)

Na de dood van Karel II in 1700 brak een periode van intense lokale en internationale crises aan. Door het uitsterven van de Spaanse dynastie der Habsburgers, werd de kleinzoon van Lodewijk XIV van Frankrijk, Filips van Anjou (bij wil van de kinderloze Karel II), Filips V van Spanje (1683-1746).

Dit luidde de Bourbonperiode in Spanje in. Spanje en Luxemburg hebben op heden monarchen van het huis Bourbon.

Deze aanstelling leidde tot een ernstige internationale politieke crisis en de Spaanse Successieoorlog brak uit (1701-1714). Het zou tevens een belangrijk hoofdstuk blijken in de moderne geschiedenis van Peñíscola.

Oostenrijk weigerde Filips V, een Bourbon, te erkennen en zo alle hoop om een Oostenrijkse kandidaat op de Spaanse troon te zetten, te laten varen. De Britten beschouwden een koning van de Bourbondynastie als een verstoring van het machtsevenwicht in Europa ten voordele van Franse hegemonie. Louis XIV beschouwde Spanje onder een Bourbon op zijn beurt als een aanhangsel van Frankrijk. De Britten en Oostenrijk vielen Spanje binnen om Filip V te verdrijven en een “Oostenrijkse kandidaat” te installeren, groothertog Karel (geboren en opgegroeid in Firenze).   

Onder leiding van de legendarische Sancho de Echevarría (16? -1714), de militaire gouverneur van Peñiscola, steunde de stad Filips V en de Bourbondynastie, wat eerder uitzonderlijk was in Valencia en het koninkrijk van Aragon in het algemeen. De stad werd vervolgens tussen 1705-1707 belegerd door de Engelsen en de Nederlanders, terwijl het zelf  op een klein leger moest vertrouwen.

Na de oorlog en de zege van Filips V, werden de bewoners van Peñiscola beloond met fiscale voordelen en adellijk advies. Filips V kende de stad de titel toe van “De Zeer Nobele, Loyale en Hoogst Trouwe Stad Peñíscola” (“Muy Noble, Leal y Fidelísima Ciudad“).      

Een van de meest opmerkelijke episodes uit dit hoofdstuk was de zogenaamde Slag bij de Loopgraven (La Batalla de Las Trincheras), toen de belegerden de belegeraars verrasten in een hinderlaag.

Een aandenken aan dit hoofdstuk in de geschiedenis van Peñiscola is de hermitage-kerk “La Ermita de la Virgen de la Ermitana”, gebouwd op bevel van Sancho de Echevarría. Het werd gebouwd om de mensen van Peñiscola te bedanken, op het hoogste punt van de citadel, naast het kasteel van de Tempelridders. Jammer genoeg stierf de Echevarría op de dag van de inwijding van de kerk. Zijn lichaam ligt aan de voet van het grote altaar van de kerk.

Huis van Bonaparte (1808-1814)

Tijdens de relatief korte Franse bezetting van Spanje (1808-14), bood Napoleon de Spaanse troon aan zijn broer Joseph Bonaparte aan.

Peñíscola werd veroverd door de Napoleontische generaal Suchet. Hij gebruikte het kasteel als uitvalsbasis voor meerdere militaire operaties, omwille van de strategische ligging. De bevolking werd uit de citadel verdreven en zocht haar toevlucht in de Sierra de Irta.

Generaal Francisco Javier de Elío heroverde de stad, na zware bombardementen, die de stad met de grond gelijkmaakten.

Negentiende en Twintigste Eeuw

In de 19de en het begin van de 20ste eeuw bestonden de belangrijkste economische activiteiten van Peñíscola uit landbouw, visvangst en wijnbouw. Export verliep via de nabijgelegen haven van Benicarló. Later kwam daar het verbouwen johannesbrood, olijven en amandelen bij.

De moderne haven werd voltooid in 1922.

Na de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), die grote delen van de stad verwoestte, werd toerisme, dat zich reeds in het begin van de 20ste eeuw voorzichtig aan het ontwikkelen was, een belangrijke economische activiteit. Belangrijke katalysatoren waren de publicatie van twee films: Calabuch (1956, Luis García Berlanga) en in het bijzonder de klassieker El Cid (1961, Anthony Mann), die de stad bij een groter publiek introduceerden.